Maand: augustus 2020

Geschiedenis van Borsbeek

Geschiedenis van Borsbeek

Geschiedenis van Borsbeek

Een niet makkelijk te vinden werk, deze Geschiedenis van Borsbeek. Maar nog steeds de moeite waard. Prims zorgde voor heel wat andere studies, zoals over Wilrijk, Merksem en natuurlijk Antwerpen zelf. Hij kende de streek door en door.

In dit boek neemt hij vijf stappen. Daarbij gaat hij de zoektocht naar de oudste fundamenten niet uit de weg.

  • Een inleiding met ligging en geografie
  • Een eerste deel tot het jaar 1400 (ca. 40 p.)
  • Van 1400 tot ca. 1700 met als scharnierpunt de vernietiging in 1583. (ca. 40 p.)
  • De achttiende eeuw (ca. 45 p.)
  • De Franse en Hollandse tijd en van 1830 tot 1900 (ca. 30 p.)

Lijsten van heren, drossaards, pastoors, burgemeesters, secretarissen maken dit werk volledig. Hij voegt daar een lijst van straatnamen aan toe.

Tenslotte maakt hij een lijst van de burgerlijke slachtoffers van bombardementen en V-wapens. Dat is de enige uitweiding na 1900 en heel kort na de feiten. Het boek werd immers in 1954 uitgegeven.

Er is een naamregister. De ongeveer 30 illustraties betreffen vooral handtekeningen van notabelen en kunst.

Een uitklapbaar plan van de gemeente (anno 1954 dan) zit mee ingesloten.

Floris Prims, Geschiedenis van Borsbeek, 1954, Gemeentebestuur van Borsbeek, 178 p., enkele ill.

Delen:
Nieuwkerken mijn dorp

Nieuwkerken mijn dorp

Nieuwkerken mijn dorp

Uitgeverij Het Streekboek was zeer actief in de jaren ’90. Zij zocht ter plekke naar verzamelaars of heemkundigen. Voordeel was dat je zo heel Vlaanderen kon bestrijken. Vele boekenkasten bergen nog uitgaven van Het Streekboek.

Was de basis gelegd met dit boek uit 1984? De uitgeverij speelde immers een thuismatch, in Nieuwkerken-Waas.

De basis voor het concept is gelegd: een grote inzet op fotomateriaal. De tekst duidelijk, maar summier. Geen diepgaande verkenningen, maar een schets van het dorp van toen in woord en beeld.

Kerk, gemeentehuis en pastorij, onderwijs en rusthuis openen het boek.

De straten en het openbaar vervoer nemen nogal wat plaats in, omdat dit deel geïllustreerd werd met talrijke postkaarten. Molens en hoeven vormen een speciaal onderdeel.

Het thema dorpsleven bevat mensen en verenigingen. Hierbij ook enkele klasfoto’s en pastoors, die misschien beter bij kerk en onderwijs waren ondergebracht. Feestelijkheden, inhalingen en bevrijdingsstoet staan samen. Herbergen, volksvermaak en sport zijn ook gegroepeerd. Nijverheid met bijzondere aandacht voor de klompenmaker, waar het Waasland voor gekend was.

De lijst van geraadpleegde werken is klein, en het is een gemis dat de gegevens van deze bibliografie zich beperken tot naam van auteur en titel. Het had de wegwijzer kunnen zijn naar meer.

Tot besluit: dit is en blijft een leuk boek met veel interessante beelden.

Guido Smet, Nieuwkerken mijn dorp, Het Streekboek, 1984, 128 p., ill. D/1984/3926/01.

Delen:
Herinneringen aan beide wereldoorlogen. Koksijde, Oostduinkerke, Sint-Idesbald, Wulpen

Koksijde. Herinneringen aan beide wereldoorlogen

Herinneringen aan beide wereldoorlogen. Koksijde, Oostduinkerke, Sint-Idesbald, Wulpen

In 2008 gaf het gemeentebestuur van Koksijde dit boekje uit, een heruitgave van de editie van 2004. Het is 80 pagina’s dik, A5-formaat, maar op die beperkte ruimte werd toch heel wat informatie samengebracht.

Eigenlijk stelden de opstellers een gids samen om in vier trajecten doorheen de deelgemeenten op zoek te gaan naar sporen uit de beide oorlogen. Vandaar zijn de middenpagina’s ingeruimd voor een uitvouwbaar plannetje met aanduiding van 52 ankerpunten.

Elke deelkern komt aan bod. Sint-Idesbald (8 p.), Koksijde (31 p.); Koksijde- en Oostduinkerke-bad (5 p.); Oostduinkerke (13 p.) en Wulpen (5 p.).

Een lijst van oorlogsslachtoffers, per deelkern, van maar liefst elf pagina’s vervolledigt dit boekje. In veel gevallen tracht men dit te vermijden, om niemand te vergeten. Hier heeft men toch geprobeerd allen die door het oorlogsgeweld het leven lieten, te vernoemen. Worden genoemd: de militaire en burgerlijke slachtoffers, de weerstanders, de slachtoffers van de aanval op het vliegveld van 8 april 1944 en het bombardement van 30 oktober 1914.

Een mooie bibliografie naar meer informatie sluit het geheel.

De brochure is ruim voorzien van illustratiemateriaal.

Een verdienstelijke uitgave die zeker aanzet kan geven tot verder verdieping. We vrezen echter dat het niet makkelijk meer te vinden is.

Gemeentelijke Archiefcommissie Koksijde, Herinneringen aan beide wereldoorlogen. Koksijde, Oostduinkerke, Sint-Idesbald, Wulpen, 2008, 80 p., ill., D/2008/10428/06.

Delen:
De Kalmthoutse Heide

De Kalmthoutse Heide

De Kalmthoutse Heide

De auteurs beschrijven de heide als oeroud landschap, maar ontstaan door toedoen van de mens. Zij hebben het over de geschiedenis van de Kalmthoutse heide, over de bodem en de geologie, de waterhuishouding.

Bijzondere aandacht is er voor de duinen, de droge Kalmthoutse heide en de vochtige heide en tenslotte de vennen. Telkens komen de specifieke flora en fauna aan bod.

In enkele pagina’s wordt de evolutie naar een reservaat geschetst. Er wordt ook uitleg gegeven over het beheer van de heide en het gevaar en de gevolgen van heidebrand.

Tenslotte wordt een blik geworpen naar de toekomst.

Het geheel laat zich vlot lezen. De vele foto’s verluchten het geheel, zonder te vervallen in een natuurkijkboek.

Inzicht in het complexe systeem van heide is onontbeerlijk om de evolutie van het landschap en de leefwijze van onze voorouders te begrijpen. Quasi in elke gemeente was er wel heide, getuige daarvan nog de vele toponiemen die hiernaar verwijzen. In die zin overstijgt dit boek het strikt plaatselijke niveau. Dit boek kan heel goed naast ‘Heide in Limburg’ worden gelegd.

Er is een literatuurlijst aanwezig.

Geert De Blust & Marc Slootmaekers, De Kalmthoutse Heide, Leuven, Davidsfonds, 1997, 142 p., ISBN 9789061529699.

Delen:
11 soorten heemkundigen

11 soorten heemkundigen

11 soorten heemkundigen

11 soorten heemkundigen

Je hebt genres mensen die geïnteresseerd zijn in het verleden van hun streek. Wat valt er doorheen de boeken en artikels die ze brengen, zoal te ontdekken? 

  1. De familiekundige. In de echte zin van het woord. Hij zoekt naar eigen familieverhalen, stelt de eigen stamboom samen, bijt zich vast in de materie om “zo ver mogelijk” te geraken. Archieven gaan voor hem open maar alleen dat wat zijn eigen familie betreft, haalt hij er uit. Zijn werk circuleert binnen de eigen “stam” en in enkele gevallen groeit dat uit tot echte familiegeschiedenissen. Aangezien het publiek beperkt is, komen we meestal eenvoudig gefotokopieerde werken tegen, omdat zo’n uitgave niet betaalbaar is. Spijtig, want er zit veel werk in en er zijn echte pareltjes bij!
  2. De genealoog. Hij verzamelt alle gegevens van zijn dorp of stad, met het doel een overzicht te krijgen van de mensen die er woonden. Hij doorploetert de burgerlijke stand, de parochieregisters, de kiezerslijsten. Hij vindt nog andere lijsten, tellingen. Bidprentjes en doodsbrieven. Alles wat maar een puzzelstukje kan leggen, mist zijn oog niet. De systematische doorwerking van archief kan leiden tot een familierepertorium, of artikels rond deze of gene familie. Hij levert ook materiaal aan voor anderen, want hij ziet de familieverbanden en weet iedereen wonen in het jaar stillekes.
  3. De verzamelaar. Hij zal alle gegevens over een onderwerp bij elkaar brengen. Over een beroep, een sport, een wijk, een parochie, een politieke strekking. Hij doorworstelt alle archief en brengt alle elementen samen. Zijn doel is een volledig beeld te brengen van wat hij onder handen neemt. Soms verliest hij zich wel in die details. Kan resulteren in dikke boeken die nog nauwelijks te lezen zijn, omdat in dat bad van allemaal kleine “faits divers” de rode draad wegkwijnt.
  4. De analist. Hij doet wat de verzamelaar doet, maar gaat aan het werk met getallen. Het aandeel van die of die in de bevolking. Het sterftecijfer. De kindersterfte. Het aantal leden van een vereniging. De verhouding tussen de politieke partijen. Alles kan in tabellen of grafieken uitgedrukt worden.
  5. De criticus. Deze leest de bronnen met groot voorbehoud. Zeker, het staat er, maar waar heeft deze schrijver het vandaan? Want “van horen zeggen”, daar doet hij niet aan mee! En zo blijkt dat sommige “vaststaande gegevens” al decennia overgenomen worden zonder dat enige bewijs werd aangevoerd. Of, godbetert, dat de oorspronkelijke schrijver de bron verkeerd gelezen heeft.
  6. De collectioneur. Dat is iets anders dan de verzamelaars van hierboven. Hij wilt zoveel mogelijk materiaal met betrekking tot zijn gemeente bij elkaar brengen. Hij kent de verhalen achter de documenten, foto’s en postkaarten; hij weet welke brouwerij dit glas heeft gemaakt en waar die medaille door welke harmonie gewonnen werd. Hij brengt samen wat anders zou verloren gaan. Dat is zijn grote verdienste. Sommigen van hen gaan dan onbaatzuchtig meewerken aan projecten, anderen houden hun verzameling angstvallig verborgen voor “de concurrentie” die ze liefst op veiling of beurs overbieden om toch maar te kunnen zeggen “dat stuk heb ik”. Bij wijlen tonen de kinderen of familie geen interesse in “die oude bucht” en gaat bij overlijden de angstvallig bijgehouden schat recht de container op. Spijtig en helaas!
  7. De ambachtsman. Hij oordeelt dat onze voorouders zoveel stielkennis hadden, dat het onze plicht is deze door te geven. Heemkunde staat gelijk aan aandacht voor oude materialen, ambachten, alaam en gebruiksvoorwerpen. Door deze leefgewoonten te reconstrueren, begrijpen we beter de wereld van onze voorzaten. Het grote probleem hier is dat de tijd voortgaat. En dat in 1980 de “oude ambachten” en “voorwerpen” verwezen naar de periode voor of rond de Eerste Wereldoorlog. Ondertussen zijn we 40 jaar verder. De fifties en zelfs al de plastieken sixties vormen nu het decor om één en ander te bestuderen. Het Huis van Alijn bijvoorbeeld heeft een prachtcollectie over dat leven van alledag.
  8. De nostalgische kijker. Hij verzamelt “het dorp zoals het was”, omdat toen alles beter was dan nu. De rust, de mooie straten, de liefelijke huisjes, de mooie wereld. Het harde bestaan en het leed van de “goede oude tijd” worden in het beste geval romantisch ingevuld. De boerenkar die dokkert over de kasseien, dat is het beeld dat hij zo koestert.
  9. De fantast. Zijn dorp of stad heeft de grootste, mooiste en interessantste historiek van heel het land, op zijn minst. En alles is klaar. Hij leidt uit de bronnen -maar alleen die, die zijn these bevestigen- fantastische dingen af, over Romeinen, over Vikingen, over Franken, over Rubens, over wat nog allemaal. Zijn dorpsplein is driehoekig en dus een Frankische dries, zelfs al staat er op de Popp-kaart een andere vorm en is duidelijk dat pas begin 20ste eeuw verkaveld werd en de driehoek ontstond. Dat ziet hij niet. Hij ziet de Franken.
  10. De ooggetuige. Hij vertelt over zijn jeugd, zijn jonge jaren, het dorp of de stad die hij kent. Hij geeft die verhalen mee, met een zweem van nostalgie, maar vooral om aan te tonen hoe alles veranderde. Niet dat het een slechte zaak is. Maar elke tijd heeft zijn kleur, en hij geeft graag mee in welke kleur een deel van zijn leven zich heeft afgespeeld. Deze verhalen zijn primaire bron en de details ervan dragen bij tot het begrijpen van de 20ste -eeuwse evolutie van een streek. Want papier is geduldig en geeft soms niet de echte gang van zaken weer. Ook zaken die geen papier halen, zoals de leefwereld van het kind, sport en spel, mentaliteit en zo meer, kan de ooggetuige prachtig oprakelen.
  11. De taalkundige. Hij wijdt zijn leven aan het vastleggen van het plaatselijk dialect. Zijn zakken zitten vol papiertjes en in de oude dagen nog bierviltjes, met woorden en uitdrukkingen die hij net heeft gehoord. Hij vlooit uit hoe hij zijn moedertaal in spelling moet omzetten. De kroon op dat werk is een woordenboek of “dictionnair”.

En, op de keper beschouwd, heeft niet elke heemkundige iets van deze elf?

Delen:
Honderdvijftig jaar kamp Beverlo Leopoldsburg

Honderdvijftig jaar kamp Beverlo

Honderdvijftig jaar kamp Beverlo Leopoldsburg

De nieuwe Belgische staat had nood aan een eigen leger, en dat leger aan een oefenterrein. Op de Limburgse hei was plaats genoeg. In 1835 verrees daar, tussen Beringen en Balen, het kap Beverlo. Voor de burgers die bij het kamp betrokken waren, kwam er de stad Bourg-Léopold of Leopoldsburg.

Sylvain Weuts wil hondervijftig jaar later de historiek van dit kamp schetsen. Zijn opzet blijkt uit de ondertitel op de eerste bladzijde: geschiedenis van het kamp van Beverlo en Leopoldsburg verteld aan de hand van oude prentkaarten, oude en actuele foto’s. Duidelijk.

Toch geeft de auteur achtergrondinformatie. In enkele bladzijden schets hij de streekgeschiedenis van oudheid tot heden en de bouw en de groei van het kamp. Daarna zal hij zich vooral houden aan veel fotomateriaal met duiding.

Achtereenvolgens komen infanterie- en cavaleriekamp, oefenvelden, park, school, monumenten en gebouwen aan bod. Hij heeft het over de regimenten, de speciale eenheden, de tuchtcompagnie, de intendance en de cibussen. Muziek en sport sluiten af.

Er zijn nog een veertigtal pagina’s voorbehouden voor enerzijds de gemeente Leopoldsburg en anderzijds de parochie daar.

Een leuk boek met veel iconografische materiaal. Zoals op p. 1 werd beloofd.

Sylvain Weuts, Honderdvijftig jaar kamp Beverlo, Hasselt, 1985, 175 p.

Delen:
Waregems millenniumboek

Waregems millenniumboek

Waregems millenniumboek

2000. Dat jaar met die drie nullen. En een twee. Dat zette aan om eens terug te kijken. Niet naar het voorbije millennium, maar naar de voorbije eeuw. Qua iconografisch materiaal is dat iets haalbaarder.

In de inleiding geeft de werkgroep mee dat dit geen volledig overzicht is. Neen, het is eerder een warm-maker. Iets om aan te zetten om één en ander verder uit te diepen. De titel is trouwens zeer correct, want vanaf 1 januari 2000 mocht het dorp zich “stad” noemen.

Het concept is beproefd: foto’s, vooral oude postkaarten, hier en daar gekoppeld aan beelden “zoals het nu is”. De foto’s nemen de meeste plaats in, maar de opstellers hebben niet nagelaten elke afbeelding voldoende te duiden. Hier en daar wordt er naar verdere literatuur verwezen.

In negen hoofdstukken gaan we gans Waregem rond. Daar komt nog Nieuwenhove bij. Andere deelgemeenten komen niet aan bod. Verder is er aandacht voor feestelijkheden, bekende plaatsen, kasteel Casier en Waregem Koerse. Sport, cultuur en onderwijs vervolledigen dit boek.

Een verdienstelijke uitgave: de geschiedenis van Waregem wordt er niet in beschreven, maar heel wat fotomateriaal aangereikt en beschreven. En dat was uiteindelijk de opzet van het project.

Later heeft NCMV nog aandacht besteed aan de mensen van Waregem in deze uitgave.   Een voorbeeld van een monografie, in casu het H.-Hartcollege, vind je hier

Rik Ghistelinck (red.), Waregems millenniumboek. Van dorp tot stad, Waregem, NCMV, 2000, 103 p.

Delen:
Een bond voor alle gezinnen. Geschiedenis van de gezinsbeweging in Vlaanderen

Een bond voor alle gezinnen

Een bond voor alle gezinnen. Geschiedenis van de gezinsbeweging in Vlaanderen

De Gezinsbond of Bond van Grote en Jonge Gezinnen – voorheen de Bond der Kroostrijke Gezinnen – werd geboren in 1921. Het 75-jarig jubileum gaf aanleiding tot dit project.

“Voor de historicus gaat het om een weinig ontgonnen terrein”, staat te lezen in de inleiding. Er zou nog voer zijn voor tientallen thesissen, die dan bij de 100ste verjaardag, in 2021, het fundament kunnen vormen voor de algehele geschiedenis van de Bond. Het kan verkeren. Het studiegebied rond gezin, dagelijks leven, opvoeding en dies meer in Vlaanderen blijft voor een groot deel wilde akker.

Bij wijze van voorbeeld: in 1958 trekt de redacteur van de Bond van leer tegen het gebruik van make-up. In 1961 is dat tij gekeerd. Een hele mentaliteitsverschuiving. Hoe benaderde de Bond het uiterlijk en mode? Loopt dat parallel met andere visies in de maatschappij (kerk, politiek)? Waar liggen de breekpunten van die wijziging? Vinden we dat bij andere organisaties of zuilen terug? Inderdaad, zoveel zit er in dat archief van de Bond vervat.

De auteur slaagt er in om op vlotte wijze alle aspecten van de bondswerking aan te raken. Hij heeft daarbij een hee mooie selectie gemaakt van relevant illustratiemateriaal. De grootoudersactie, de Gezinszegels, de moederhulde krijgen plaats naast de jonge gezinnen, het vormingswerk, de kinderoppas. Er zijn maar liefst 66 aandachtspunten over 240 bladzijden verspreid. Zelfs het communautaire heeft een plaats in het topic over de splitsing van de Bond.

De schrijver is zeker niet in de val getrapt om bij een jubileum van een organisatie zichzelf te verliezen in directies en namen in hoofdletters, vergezeld van foto’s van sigaren rokende mannen in pak. Hij bracht een mooi boek voort waar naast de geschiedenis van de Bondsbeweging ook de evolutie van de mentaliteit van het 20ste -eeuwse Vlaanderen kan afgelezen worden. Alleen daarvoor verdient dit werk veel meer aandacht.

Edward De Maesschalck, Een bond voor alle gezinnen. Geschiedenis van de gezinsbeweging in Vlaanderen, Brussel, 1996, 240 p., ISBN 9080309710.

Delen: